Blog

Onzeker of niet onzeker?

Door: Toine van der Stee
23 maart 2016

Het jaar 2016 is voor Nederlandse pensioenfondsen niet bijzonder goed begonnen. Meteen in de eerste week van het jaar daalden de koersen op de internationale aandelenbeurzen stevig. Ook de rente is nog steeds historisch laag, zodat de financiële positie van de pensioenfondsen behoorlijk onder druk staat. En net op zo’n moment zegt de Pensioenfederatie dat het garanderen van de pensioenuitkeringen niet langer mogelijk is. Vervolgens kondigen enkele van de grootste Nederlandse pensioenfondsen aan dat de deelnemers rekening moeten houden met verdere kortingen op hun pensioenen. Indexatie van de pensioenen kunnen de deelnemers helemaal wel vergeten. Je moet het dan niet vreemd vinden dat er veel opschudding ontstaat en dat vooral gepensioneerden boos en verontwaardigd zijn. De kranten staan er vol mee. Hoe zwart-wit wil je het hebben? Het ene moment hebben we het beste pensioenstelsel van de wereld en het volgende moment deugt er niets meer van en moet iedereen vrezen voor zijn oude dag. Hoe kan dat?

Een pensioen bouw je op tijdens je werkzame leven, meestal duurt dat enkele tientallen jaren. Vervolgens geniet je er gemiddeld nog vijftien tot twintig jaar van. Bij elkaar heb je het dan al gauw over bijna 60 jaar. Dat is een heel lange tijd waarin er van alles kan gebeuren. Oorlogen, natuurrampen, noem maar op. Het is een illusie dat je iemand van 25 jaar precies kunt vertellen hoe hoog zijn of haar pensioen precies zal zijn als hij 80 wordt. In die zin zijn pensioenen dus niet zeker en dat waren ze ook nooit. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je helemaal niets meer in het vooruitzicht kunt stellen. Dit raakt precies de kern van wat pensioenfondsen doen en vooral wat besturen van pensioenfondsen doen. Het enige bestaansrecht van pensioenfondsen is dat ze pensioenen uitbetalen aan degenen die daarvoor in aanmerking komen. Daarom weten besturen van pensioenfondsen precies hoeveel geld ze van jaar tot jaar nodig hebben om de opgebouwde pensioenaanspraken te kunnen betalen. Vervolgens proberen ze hun beleggingen zo vorm te geven dat de benodigde middelen in de toekomst ook steeds beschikbaar komen. Ondanks alle onzekerheden die daarmee gepaard gaan. Daarvoor worden allerlei risico’s en kansen geanalyseerd en wordt er steeds onderzocht wat er in het ergste geval kan gebeuren. Er worden buffers aangelegd en veiligheidsmarges in acht genomen. In het jargon heet dat een ALM-studie, een studie waarbij de ontwikkelingen van de beleggingen en de pensioenverplichtingen door de tijd heen in samenhang worden bezien (ALM = Asset Liability Management). Bij de KLM pensioenfondsen zijn die technieken heel ver ontwikkeld en de besturen van de fondsen houden zich er intensief mee bezig. Tot dusverre met succes, maar absolute zekerheid heb je nooit. Aan het eind van 2015 waren de dekkingsgraden van de fondsen nog steeds voldoende om de pensioenen ongestoord te kunnen uitbetalen. De pensioentoezegging aan de deelnemers in

de fondsen is dus zeker van waarde gebleken.

Is er dan geen vuiltje aan de lucht? Nee, dat nou ook weer niet. De reserves van de pensioenfondsen zijn in de afgelopen jaren behoorlijk onder druk komen te staan. Dat kwam vooral doordat de deelnemers (u dus) langer leven dan oorspronkelijk verwacht. Dat is een felicitatie waard, maar het kost wel geld omdat de pensioenen langer uitgekeerd moeten worden. En verder is de zeer lage kapitaalmarktrente een flinke boosdoener. Als de

rente langdurig zo laag blijft als aan het begin van 2016, zal de financiële positie van uw fonds de nodige stuurmanskunst vergen van het bestuur. Gelukkig is dat laatste ruimschoots aanwezig.

Toine van der Stee
directeur Algemeen Pensioenfonds KLM